Artikel 96 van de Belgische Grondwet

Artikel 96 van de Belgische Grondwet
Artikel 96 van de Belgische Grondwet
Artikel
Voor coördinatie Art. 65 GW
Na coördinatie Art. 96 GW
Titel III. De Machten
Hoofdstuk III De Koning en de Federale Regering
Status Geldend
Invoering
Datum 7 februari 1831
Ingevoerd door Nationaal Congres
Herzieningen
Datum 5 mei 1993
Portaal  Portaalicoon   Mens & maatschappij

Artikel 96 van de Belgische grondwet is een grondwetsartikel dat naast de regeringsformatie ook het verplichte ontslag van een regering regelt na een constructieve motie van wantrouwen of een constructieve weigering van vertrouwen.

Het eerste lid kent aan de Belgische koning formeel de bevoegdheid toe om een federale regering te vormen. De koning zal de vorming van een regering startten met raadplegingen van onder meer partijvoorzitters, de ontslagnemende eerste minister, de voorzitters van Kamer en Senaat en andere prominenten. Daarna zal de koning een (in)formateur benoemen die de opdracht zal krijgen om verder te werken aan de regeringsvorming. Ondertussen zal deze (in)formateur verslag uitbrengen aan de koning. Erna zullen de nieuwe leden van de regering de eed afleggen bij de koning.[1]

Het tweede lid van dit artikel stelt dat bij een constructieve motie van wantrouwen of een constructieve weigering van vertrouwen in het parlement de zittende regering ontslag moet nemen. Een motie van wantrouwen is constructief wanneer er meteen een opvolger wordt aangeduid voor de eerste minister. Bij een weigering van vertrouwen dient er binnen de drie dagen een opvolger voor de eerste minister te zijn aangeduid om constructief te zijn.

Tekst

De Koning benoemt en ontslaat zijn ministers. De federale Regering biedt haar ontslag aan de Koning aan wanneer de Kamer van volksvertegenwoordigers, bij volstrekte meerderheid van haar leden, een motie van wantrouwen aanneemt die een opvolger voor de Eerste Minister voor benoeming aan de Koning voordraagt, of een opvolger voor de Eerste Minister voor benoeming aan de Koning voordraagt binnen drie dagen na het verwerpen van een motie van vertrouwen. De Koning benoemt de voorgedragen opvolger tot Eerste Minister, die in functie treedt op het ogenblik van de eedaflegging van de nieuwe federale Regering.

— Artikel 96 van de Belgische Grondwet.

Commentaar

Het eerste lid van het artikel geeft een theoretische macht aan de koning om volledig op zijn eigen houtje een regering te vormen. Echter moet dit beperkend worden gezien omdat de koning volgens artikel 101 van de grondwet politiek onverantwoordelijk is en er steeds een federale minister de Koninklijke Besluiten moet medeondertekenen. Daarnaast heeft een nieuwe regering het vertrouwen nodig van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hierdoor ligt in praktijk de macht om een regering te vormen bij de politieke partijen die ook hun ministers aanduiden.

Het eerste lid van het artikel gaat terug tot artikel 65 in de grondwet aangenomen op 7 februari 1831. De officiële tekst was: "Le Roi nomme et révoque ses ministres."[2] Op 5 mei 1993 werd het tweede lid van het artikel toegevoegd, waarbij het ontslag van een regering wordt geregeld bij een constructieve motie van wantrouwen of een constructieve weigering van vertrouwen. Dit deel trad invoege na de federale parlementsverkiezingen van 1995.[3]

Bij een constructieve motie van wantrouwen of een constructieve weigering van vertrouwen dient het parlement respectievelijk meteen of binnen de drie dagen een opvolger aan te duiden voor de eerste minister om zo de regering tot ontslag te dwingen. De koning dient dan deze opvolger te benoemen als eerste minister-formateur en deze te belasten met de vorming van een nieuwe regering. De koning zal in die situatie geen initiatieven nemen om een regering te vormen.

Na de coördinatie van de grondwet in 1994 kreeg dit artikel nummer 96 toegewezen.[4]

Referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  • J. Vandelanotte, S. Bracke & G. Goedertier, België voor Beginners, Brugge, Die Keure, 1998

  1. De vorming van een regering belgium.be, geconsulteerd op 5 juni 2022
  2. (fr) Constitution du 7 février 1831. Gearchiveerd op 18 november 2019. Geraadpleegd op 5 juni 2022.
  3. De Grondwet vóór coördinatie op Juridat. Gearchiveerd op 11 november 2020. Geraadpleegd op 5 juni 2022.
  4. De Belgische Grondwet - Gecoördineerd op 17 februari 1994, senate.be, geconsulteerd op 5 juni 2022
· · Sjabloon bewerken
Belgische Grondwet

Decreten met grondwettelijke waarde: Decreet Belgische Onafhankelijkheidsverklaring · Decreet eeuwige uitsluiting Oranje-Nassau

Titel I: Het federale België, zijn samenstelling en zijn grondgebied:1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7
Titel Ibis: Algemene beleidsdoelstellingen van het federale België, de gemeenschappen en de gewesten:7bis
Titel II: De Belgen en hun rechten:8 · 9 · 10 · 11 · 11bis · 12 · 13 · 14 · 14bis · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 22bis · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32
Titel III: De Machten:33 · 34 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41
Hoofdstuk I. De federale Kamers: 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52 · 53 · 50 · 55 · 50 · 57 · 58 · 59 · 60
Afdeling I. De Kamer van Volksvertegenwoordigers: 61 · 62 · 63 · 64 · 65 · 66
Afdeling II. De Senaat: 66 · 67 · 68 · 69 · 70 · 71 · 72 (afgeschaft) · 73
Hoofdstuk II. De federale wetgevende macht:74 · 75 · 76 · 77 · 78 · 79 (afgeschaft) · 80 (afgeschaft) · 81 (afgeschaft) · 82 · 83 · 84
Hoofdstuk III. De Koning en de federale Regering:
Afdeling I. De Koning: 85 · 86 · 87 · 88 · 89 · 90 · 91 · 92 · 93 · 94 · 95
Afdeling II. De federale Regering: 96 · 97 · 98 · 99 · 100 · 101 · 102 · 103 · 104
Afdeling III. De bevoegheden: 105 · 106 · 107 · 108 · 109 · 110 · 111 · 112 · 113 · 114
Hoofdstuk IV. De gemeenschappen en de gewesten:
Afdeling I. De organen:
Onderafdeling I. Gemeenschaps- en Gewestparlementen: 115 · 116 · 117 · 118 · 118bis · 119 · 120
Onderafdeling II. De Gemeenschaps- en Gewestregeringen: 121 · 122 · 123 · 124 · 125 · 126
Afdeling II. De bevoegdheden:
Onderafdeling I. De Gemeenschapsbevoegdheden: 127 · 128 · 129 · 130 · 131 · 132 · 133
Onderafdeling II. De Gewestbevoegdheden: 134
Onderafdeling III. Bijzondere bepalingen: 135 · 135bis · 136 · 137 · 138 · 139 · 140
Hoofdstuk V. Het Grondwettelijk Hof, de voorkoming en de regeling van conflicten:
Afdeling I. De voorkoming van de bevoegdheidsconflicten: 141
Afdeling II. Het Grondwettelijk Hof: 142
Afdeling III. De voorkoming en de regeling van de belangenconflicten: 143
Hoofdstuk VI. De rechterlijke macht: 144 · 145 · 146 · 147 · 148 · 149 · 150 · 151 · 152 · 153 · 154 · 155 · 156 · 157 · 157bis · 158 · 159
Hoofdstuk VII. De Raad van State en de administratieve rechtscolleges: 160 · 161
Hoofdstuk VIII. De provinciale en gemeentelijke instellingen: 162 · 163 · 164 · 165 · 166
Titel IV: De buitenlandse betrekkingen:167 · 168 · 168bis · 169
Titel V: De financiën:170 · 171 · 172 · 173 · 174 · 175 · 176 · 177 · 178 · 179 · 180 · 181
Titel VI: De gewapende macht:182 · 183 · 184 · 185 · 186
Titel VII: Algemene bepalingen:187 · 188 · 189 · 190 · 191 · 192 · 193 · 194
Titel VIII: De herziening van de Grondwet:195 · 196 · 197 · 198
Titel IX: Inwerkingtreding en overgangsbepalingen:I · II · III · IV · V · VI

Grondwettelijke principes: constitutionele monarchie · parlementaire democratie · ministeriële verantwoordelijkheid · scheiding der machten

Grondwetsherzieningen en staatshervormingen: 1831: Afkondiging van de Grondwet · 1893: Algemeen meervoudig stemrecht voor mannen · 1921 : Algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen mannen · 1948 : Algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen en vrouwen · 1970: eerste staatshervorming · 1980: tweede staatshervorming · 1988-1989: derde staatshervorming · 1993: vierde staatshervorming · 1994: Coördinatie · 2001: vijfde staatshervorming · 2011-2012: zesde staatshervorming

· · Sjabloon bewerken

Nationaal recht

Rechtsbronnen:Belgische Grondwet · verdrag · bijzondere wet · wet, decreet, ordonnantie · rechtspraak · rechtsleer · gewoonterecht · algemene rechtsbeginselen · billijkheid
Publiekrecht:staatsrecht · strafrecht · gerechtelijk recht · bestuursrecht · fiscaal recht · sociale zekerheidsrecht
Privaatrecht:burgerlijk recht · arbeidsrecht · economisch recht · insolventierecht · vennootschapsrecht
Rechtbanken:Hof van Cassatie · Grondwettelijk Hof · Raad van State
hof van beroep (5) (Marktenhof) · arbeidshof (5) · arbeidsrechtbank (9) · ondernemingsrechtbank (9) · hof van assisen (11) · arrondissementsrechtbank (12) · rechtbank van eerste aanleg (12) (burgerlijke rechtbank, correctionele rechtbank, strafuitvoeringsrechtbank, raadkamer, onderzoeksrechter, beslagrechter, familierechtbank, jeugdrechtbank) · politierechtbank (15) · vredegerecht (187)
Brussels International Business Court
Territoriale indeling:gerechtelijk gebied · gerechtelijk arrondissement · gerechtelijk kanton
Juridische actoren:advocaat · assessor · benadeelde persoon · burgerlijke partij · gerechtsdeurwaarder · griffier · Ministerie van Justitie · notaris · Openbaar Ministerie (ook parket) · pleitbezorger · rechter · referendaris · stafhouder

Primair recht:VEU · VWEU · Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
Secundair recht:verordeningen · richtlijnen · besluiten · aanbevelingen · adviezen
Rechtbanken:Gerecht · Hof van Justitie van de Europese Unie · Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie
Verdragen:Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
Rechtbanken:Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Rechtsbronnen:verdrag · rechtspraak · rechtsleer · gewoonterecht · algemene rechtsbeginselen
Rechtstakken:internationaal publiekrecht · internationaal privaatrecht
Rechtbanken:Benelux-Gerechtshof · Internationaal Gerechtshof · Internationaal Strafhof